Het is april 2020. De wereld zit midden in de zogenaamde coronacrisis. Een pandemie. Ik ben van slag, ben bezorgd om kinderen en kleinkinderen en durf nauwelijks nog naar buiten. Contact met de kinderen en kleinkinderen bestaat voornamelijk uit bellen en videobellen. En dat is vooral moeilijk op Iskanders twaalfde verjaardag: een verjaardagsfeest op afstand. Dat kost mij wel een traantje, maar moedig probeer ik de zaken te relativeren. En gelukkig heb ik daarbij steun van mijn zesjarige kleinzoon Quinn, die heel goed op de hoogte is van de feiten omtrent het nieuwe coronavirus.
Hij belt mij regelmatig, zo ook vandaag: ‘Hallo, oma, dit is Quinn’, klinkt het zoals gewoonlijk door de telefoon. Hij heeft belangrijk nieuws: hij heeft weer een wiebeltand! Maar ik hoor ook dat hij aan het hoesten is. ‘Hé mannetje, ben je zo verkouden?’ ‘Nee hoor, oma’, antwoordt hij achteloos, ‘ik heb gewoon een beetje corona.’