Margrit moest tegen haar zin haar ruime smaakvolle Skandinavisch ingerichte appartement verlaten. Het werd een rechtszaak.

Een jaar geleden begon het met haar bizarre wereldreis. In verschillende landen wilde ze de meest buitenissige gerechten eten die lokaal als een delicatesse werden beschouwd.

Ze at Haggis in Schotland, stierentestikels in Mexico, zachtgekookte eendenfoetus in Vietnam, Vleerhondensoep in Thailand, gestoofde ossenpenis in China, tonijnenogen in Japan, gebraden cavia in Peru en het Matroesjka-gerecht rijst-in-vis-in-kip-in-schaap-in-kameel bij de Noord-Afrikaanse nomadische Bedoeïenen.

Misschien door haar Zweedse komaf bleef ze thuis van één wereldgerecht smullen: een boterham met surströmming, gefermenteerde oostzeeharing.

‘Edelachtbare, ‘ begon de advocaat van Margits huurbaas, ‘na alle burenklachten zal ik aantonen waarom ze haar appartement moet verlaten.’ Met een ruk opende hij het rode blikje surströmming dat al die tijd voor hem stond. De rechtszaal werd gevuld met de penetrante zwavelhoudende stank van het smerigste gerecht ter wereld.

Brakend deed de rechter uitspraak.