“Pompoenen, pompoenen, mooie grote pompoenen” klonk het luid over het marktplein. De pompoenverkoper gekleed in een versleten rood katoenen jasje en onverzorgd lang haar en een beginnende baard gebaarde wild met zijn armen om zijn pompoenen aan de man of vrouw te krijgen.
Hoe hard hij ook schreeuwde en zijn best deed, de mensen hadden geen oog voor hem en liepen met snelle pas zijn wat rommelige kraampje voorbij. De man zuchtte en ging wat bedroefd op zijn ietwat vervallen houten krukje zitten. Zijn hoofd rustend in zijn handen verzonken in gedachten.
Voor hem zag hij ineens twee zwarte goed gepoetste schoenen, daar net boven hing wat een lange wollen beige jas bleek te zijn die tot net boven de schoenen reikte. Langzaam ging zijn blik omhoog. De contouren volgend van de man die daar gehuld in zijn lange jas voor hem stond.
Hij knikte beleefd naar de man “wilt u een pompoen kopen meneer”? vroeg hij met een wat uitgebluste stem.
De man lachte vriendelijk. Zijn helder blauwe ogen hadden een vriendelijke maar een wat mysterieuze blik. Zijn lange grijze haar was verzorgd en bij elkaar gebonden aan de achterkant waardoor er een lange staart op zijn rug hing. In zijn hand hield hij een houten lange stok vast waar hij lichtjes op steunde.
“Beste man, nee ik hoef geen pompoen,” sprak hij vriendelijk. De pompoenverkoper knikte alsof hij het wel snapte. Niemand wilde immers zijn pompoenen kopen en dus liet hij zijn hoofd weer moedeloos hangen.
“Maar mijn beste man, ik kan u wel helpen ” zei de vreemde man. Hij bukte ietwat naar voren reikte naar de pompoenverkoper zijn hand en trok hem voorzichtig en op een soort van elegante manier van zijn krukje af.
De pompoenverkoper was een kop kleiner dan de vreemde man dus moest hij omhoog kijken. “Helpen zegt u? maar hoe kan u mij helpen? De mensen willen geen pompoenen meer,” zei hij. De vreemde man sprak niet maar bewoog zijn houten stok in een vloeiende beweging langs de pompoenen. Er verschenen sterren zo helder als glas die over de oranje gekleurde pompoenen dansten. Een zacht engelengezang klonk door de kraam en over het plein, zo mooi dat iedereen even bleef staan om te luisteren.
Langzaam veranderde alle pompoenen in de mooiste bloemen die er maar te vinden waren. Verbaasd keek de pompoenverkoper naar zijn pompoenenhandel. Zijn kraam stond te stralen en daar verscheen een prachtig blauw doek van zijde dat beschermend over zijn bloemen hing. “Maar, maar, hoe, ik…” stamelde hij.
De vreemde man lachte en sprak “Mijn beste man,” en terwijl hij sprak tikte hij zachtjes de nu bloemenverkoper op zijn schouder, zonder dat deze het doorhad veranderde zijn kleding en zijn uiterlijk. Zijn haren verzorgd en baard verdwenen, ook zijn jas werd de mooiste mantel die hij ooit had gezien. “De wereld heeft meer kleur nodig zodat mensen weer gaan stralen en lachen, verkoop de liefde met uw bloemen, want liefde is het enige dat we nodig hebben,” sprak de vreemde man.
En zo kwam het dat de pompoenverkoper vanaf die dag de mooiste kraam van het plein had en iedere dag alle liefde van de wereld verkocht en er goed van kon leven. En een ieder die langs zijn kraam ging kreeg een stralende lach op zijn gezicht.