Lee had een zware dag gehad.
Bij het ontbijt kwam hij erachter dat zijn dochter slechte cijfers haalde en zijn zoon regelmatig wiet rookte.
En daar bovenop gaf zijn vrouw hem deze keer geen afscheidszoen.
Op zijn werk liep het ook niet gesmeerd. Het leek alsof hij er helemaal niet bij was. Hij typte de verkeerde woorden in op zijn laptop, haalde de verkeerde koffie voor zijn collega en lette niet op bij een vergadering.
Op de weg terug in de bus liet hij vermoeid zijn hoofd rustten op de hoofdleuning van de stoel voor hem. Hij sloot zijn ogen.
Het laatste wat hij nu kon gebruiken was regen, aangezien hij nog veertig minuten moest lopen.
‘Laat het niet regenen..’ mompelde hij in zichzelf.
Hij opende zijn ogen. Regendruppels verschenen op het beslagen glas. Hij liet zich achterover vallen in zijn stoel.
Ach, dit kon er ook nog wel bij.