In 1966 zong je voor het eerst over ‘Fernand’. Postuum bied ik je hier een Nederlandse versie of moet ik Vlaamse zeggen want ‘malgé tout, tu aimais la Flandre’:
Weet je, Fernand is dood
Zeggen dat hij dood is, Fernand
Weet je dat ik verdomd alleen ben hier achteraan
Maar dat ook hij alleen is daar vooraan
Hij ligt daar maar wat, vol van zijn laatste glas bier
Ik loop hier, leeg in de nevel
Hij ligt te liggen in de kar van dode pier
Ik loop hier door niets of niemand omgeven
Vooraan stapt het witte paardenlijf
Achteraan stapt mijn schreiende mensenlijf
Zelfs de wind vertikt het een moer te verroeren
Of een bloem van mijn krans te beroeren
O, mocht ik nu die Goede God wezen
Ik zou mij niet goed voelen en mij verschuilen
Ja, God nog aan toe, laat het nu ook nog gaan druilen
Nu een vriend verdwijnt in die donkere kuilen
Zie ons hier in de prille morgen
Lopen door deze doodse stad
Ja, dit was onze vrolijke stad
Ach, maf jij maar wat, trek het je niet aan
Hoe droef is het te moeten gaan
Als jouw eigenste stede slaapt
In plaats van te waken
Kon ik ze maar wakker maken
Je even een grote familie vergaren
Even, de duur om je uit te varen
God, was ik de Goede God,
Ik zou niet fier zijn op mezelf
Natuurlijk doet ieder wat hij kan, God
Maar het is de manier waarop
Weet je mijn vriend, ik kom terug
Dikwijls kom ik op bezoek
Op deze rotte plek waar jij rusten moet
s’ Zomers geef ik jou mijn schaduw
Samen zullen wij dan klinken
Op het welzijn van de vriendinnen drinken
Die jou al lang vergeten zijn
De mensheid zal van domheid nooit genoeg krijgen
Spoedig zal wel een nieuwe oorlog dreigen
Dan kom en blijf ik voor altijd
Ik kruip dan bij jou in jouw kuil
Schater, God, o Goede God
Lach, ja, nu volgt er pas jolijt
Lach, jij maar, nu ik verdomme huil