Het is september 1969, moeder de Vries komt uit de keuken met een bruine fles, zo eentje die je bij de apotheek haalt. In haar hand een grote lepel. Binnen staan haar elf kinderen op een rij te wachten. Alle hebben ze een blik van afschuw op hun gezicht zodra ze de fles zien. “ja , jullie weten het hè kinders, de R is in de maand.” Op de koffietafel staat een kan met uitgeperst sinaasappelsap en een glas.

Ze loopt naar de oudste en vult de te grote lepel met vloeistof en giet het in zijn mond. Een gorgelend en hoestend geluid volgt met een nog erger gezicht van afschuw. Dit ritueel herhaalt zich elf keer met elf keer verafschuwde gezichten.

Het laatste kind is aan de beurt en ook de jongste proest het uit. Maar dan is daar eindelijk de beloning… een grote slok sinaasappelsap na die vieze levertraan.