Iedereen keek uit naar het jaarlijkse feest. Neen, ik lieg, iedereen met voldoende zwart geld om enkele duizenden euro’s te spenderen aan een veiling voor het goede doel en zo in staat werden gesteld hun even zwarte gemoed te sussen.

Vanonder rokende schoorstenen en belastingvrije constructies kwamen ze tevoorschijn, de lieden van de beau monde. De mannen strak in het pak, de vrouwen in hun mooiste jurk, behangen met bloeddiamanten en klatergoud. Hun hoeden waren vreemd, vreemder, vreemdst, de ultieme weerspiegeling van persoonlijkheden die de voeling met de maatschappij reeds lang verloren hadden.  Zuinig dronken ze hun veel te dure cocktails met een rietje. Niet uit vrije wil, maar uit pure noodzaak.

De kliniek lachte in zijn vuistje. Zij discrimineerden niet op de kleur van geld.
“Wat zal het zijn, lieve schat?”
“Je weet wel, spuitje hier, spuitje daar.”
“En mag het ook ietsje meer zijn?”