Haar hele bed en kamer lagen vol witte en grijze pluisjes en veren. Ze wist wat er de vorige avond was gebeurd.

Whammm, ‘Die had je verdiend.’
Ze kreeg de volle lading terug, ‘Wie ben je eigenlijk?’
Half bewusteloos mepte ze terug, ‘Ik ben wij.’
Lachend kwam de volgende slag, ‘Jij wilde dat ik bleef logeren.’
Het was even stil en ze zwaaide haar kussen in het rond, ‘Ja, wij, voor de gezelligheid.’
De veren dwarrelden als sneeuwvlokken door de slaapkamer.
Ze stond wankelend op het bed, ‘Haha, hier heb ik wat gezelligheid,’ en sloeg met een half leeg kussen terug.
Met een sprongetje gooide ze twee handen vol witte veertjes omhoog, ‘We genieten!’
Onverwacht kreeg ze een kussen met volle vaart tegen haar gezicht.
Het duizelde even voor haar ogen.

Ze viel plat op haar rug op het zachte bed en mompelde: ‘Schizofrenie is zo gek nog niet.’