Het is zaterdagmorgen negen uur en ik zit op een bankje in het park. Ik kijk naar een zebra en zie een man. Hij raakt alleen de witte strepen en ik hoor dat elke streep een eigen klank heeft. Ik vraag de man of hij een liedje voor mij wil spelen. Wat voor een liedje vraagt de man. Gewoon een liedje, een mooi liedje met een zoete melodie en mooie woorden. De woorden kan ik niet spelen zegt de man maar de melodie wel. Zing jij met me mee dan speel ik de melodie. We spelen en zingen samen en al snel staan een paar mensen stil om te kijken en mee te zingen. Al snel ontstaat een kleine menigte zo op een zaterdag om negen uur, zingend, spelend en dansend. Het lijkt wel carnaval. Dit is aanzienlijk beter dan alleen, liggend op de bank, lurkend aan een fles.