Hij zit mokkend op een bank in het park. Een wandelaar neemt plaats naast hem.
Hij praat in zichzelf: “Alsmaar dozen. Trap op, trap af. Breng ze naar de tweede verdieping. Daar staan ook weer dozen die naar beneden moeten. En dan alle dozen in de kelder. “
Voorzichtig vraagt de wandelaar: “Wat is er met die dozen, mijnheer?”
Hij antwoordt: “Zwijg toch man, voor mijn werk moet ik dozen dragen, naar boven, naar beneden. Steeds maar dozen. Ik wordt gek van die dingen.”
Meewarig kijkt de wandelaar de man aan en zegt: “Ik begrijp dat het niet gemakkelijk is.”
Ziedend antwoordt hij: “Hou toch op, kerel. Het is een klotezooi. En dan die trappen, steeds weer trappen. Wie bedenkt het?”
Geduldig vraagt de sympathiserende wandelaar: “Vertel eens, hoe lang doet u die job reeds?”
Verveeld staat hij op van de bank en jammert: “Morgen moet ik beginnen.”