Het was ijzig koud. Iedereen hees zich in een warme jas, deed een sjaal om en stapte met warme laarzen of schoenen de kale tuin in. Grote sneeuwvlokken daalden dwarrelend uit de hemel neer op haren, jassen, planten, struiken en tuinmeubilair.

Het hout in de vuurkorf werd in brand gestoken zodat geelrode vlammen omhoog dansten en het gezelschap er zich weldadig aan kon warmen. Als een ritueel werd het geheimzinnige, in aluminiumfolie verpakte, onderdeel van het voorgerecht van het kerstdiner op de barbecue neergelegd.

Spetterende en fonkelende sterretjes in ieders hand versterkte de sprookjesachtige wintersfeer. Iedereen voelde zich tevreden in deze ambiance. Ze hadden de warme huiskamer met de boom met lichtjes en gekleurde ballen even niet nodig.

De kinderen van de bijeengekomen gezinnen maakten onverwacht een einde aan deze jarenlange traditie. Ze merkten dat de verpakte rosbief op de barbecue al eerder die dag was gebakken. Kerstfeest was nep.