Elke dag ga ik naar het zelfde bruin café.
Ik laat mij dan zakken op één van de oude, krakende krukjes.
Mijn hand in de lucht gestoken voor een glas whisky.
Nippend van mijn glas haal ik een sigaret tevoorschijn.
Langzaam rook ik deze op.
De as dwarrelt op de grond. Ik ben altijd te laat met aftikken.
Een beetje wazig van de drank en emoties kijk ik rond.
Er is eigenlijk nooit iemand.
Toch blijf ik altijd komen.
Wachtend op haar.
Maar eerlijk gezegd zal ze nooit komen.
Dat weet ik.
Meestal eindigen mijn avonden in stiltes of rare gesprekken met een één of andere dronkaard die wel naar het café komt om zijn zorgen weg te drinken.
Net als ik.
Soms gaan de gesprekken over haar, soms over het leven of luchtig over het weer.
Maar meestal is het routine.
Ik aan de whisky met een sigaret die eeuwig lijkt te branden.