Mijn broers’ kever stopte op een haar van de boom naast de weg. Mijn eerste en laatste praktijkles zat erop.
Een theoretische proef en verklaring dat men kon autorijden volstonden destijds om een rijbewijs te halen.
Na mijn eerste werkgever te hebben voorgelogen dat ik kon rijden, kreeg ik naast de job een renteloze lening voor de aankoop van mijn tweedehandswagentje.
Mijn allereerste tweehonderdkilometerlange rit leidde naar het ouderlijk huis. Na veertig kilometer werd ik door twee gemotoriseerde politiemannen aan de kant gezet.
Niet mijn rijstijl maar het ontbreken van een rijtaksvignet bleek een probleem. Reed ik nu toch net naar mijn geboortedorp om dit aan te schaffen?
Toen ik nadien fluitend moeders’ keuken binnenstapte vroeg ze meteen waar mijn bagage was.
‘In mijn auto,’ werd beantwoord met: ‘Zotje, je kan niet eens autorijden.’
Ze verklaarde mij opnieuw gek toen ze mijn karretje voor het huis zag pronken.