Vanachter haar raam ziet ze de regen vallen. Druppels glijden langzaam van boven naar beneden over haar raam. Ze laten stuk voor stuk een patroon achter wat ze probeert te volgen of zelfs te verklaren. Alles in het leven heeft immers een reden.

Deze reden was haar echter totaal onduidelijk, zo niet ondraaglijk. Is regen haar tranen of zijn het de tranen van mensen die zich nu ver boven ons bevinden? Mensen die we nog zo graag bij ons zouden hebben gehad om te leren van hun wijsheid?

Haar wijsvinger tekent de druppels na, langzaam beweegt ze hem over het glas waar slechts een streep achterblijft.

Gisteravond lachte hij nog, maakte hij grapjes, trok aan haar staartjes, zei hij dat ze goed haar best moest doen, voor haar moeder moest zorgen als ze oud was.

Was dit gisteren? Of tekende ze al jaren nieuwe herfstdruppels op haar raam?