George was altijd op zoek naar een beter leven.
Een leven zonder drugs of drank, zonder zorgen.
Maar toch bleef George in een vicieuze cirkel hangen van verderf, verdoemenis en Fleetwood Mac.
Hij had zelfs al eens gebeden tot de goden. George was geen gelovige man,
Maar hij was zo wanhopig dat zelfs dat een optie leek te zijn.
Tot zijn verbazing werden zijn gebeden niet verhoord.
George was razend, ziedend en voornamelijk intens verdrietig.
Zijn ziel voelde gespleten, uit elkaar gerukt, in de fik gestoken.
En er was niets wat hij er aan kon doen.
George gaf het op.