Na veel smeekbedes heeft Nina het eindelijk voor elkaar dat ze wat geld krijgt voor een nieuwe trui. Die kan ze de volgende dag gaan kopen, maar helaas word ze niet gebracht maar zal ze moeten fietsen. Haar vader was onverbiddelijk daarin.

‘s-Avonds aan tafel word er nog wat gesproken over koetjes en kalfjes en Nina die een baantje wil. “Weet je wat handig zou zijn”? Roept ze ineens. “Een stuur op je fiets,” roept haar vader lachend. “Ha pap, erg grappig weer.” Quasi geïrriteerd at ze verder.

De volgende dag heeft Nina geshopt en loopt terug naar haar fiets. Tot haar ontsteltenis ziet ze dat deze half uit elkaar is geplukt. Ze belt haar vader en vraagt of hij d’r kan halen. “oh en pap weet je wat handig is”? Aan de andere kant klinkt “een stuur op je fiets”. “Ja, pap en gelukkig hebben ze die laten zitten”.