Vol liefde kijkt ze naar het vuurrode blad dat achter glas in een lijstje aan de muur hangt. Haar lippen vormen een glimlach als ze terugdenkt aan die bijzondere wandeling met haar vader.

Ze was acht, de herfst was begonnen en het bos lag vol met gekleurde bladeren, bruin, geel, rood. De zon liet er speels zijn licht op schijnen. De geur die er hing was de geur van bomen vermengd met de geur van verse ochtenddauw. Sanne’s vader begon te vertellen terwijl hij haar hand vasthield.

“Kijk Sanne, mooi hè?” Hij vertelde over de duizenden elfjes die iedere nacht gehuld in hemelsblauwe jurkjes gemaakt van tule de bladeren kwamen verkleuren en op de grond lieten vallen als een deken, zodat kleine meisjes ze makkelijker konden zien. Voor ieder meisje was er één speciaal blad.

Toen bukte hij, pakte een vuurrood blad en zei “En deze is voor jou.”