De kerstboom de deur uit en de lelijke kersttruien weer in de kast. Overal gaan de lichtjes beetje bij beetje weer uit en blijft het weer langer licht. Mensen voelen nog wel de kou maar weten dat het voorjaar binnenkort in de lucht hangt.

Nog net bekomen van het eetfestijn rent de paashaas als een dolle rond. “Let op allemaal hè?! Verpak alles netjes en breek de chocolade niet.” De paashaas loopt met rode wangen van zaal naar zaal waar alle chocolade eieren voorzien worden van mooie gekleurde papiertjes en strikjes. Grote eieren of zakjes met allemaal kleintjes, alle kleuren en formaten worden met zorg behandeld.

Er is één zaal waar hij wat langer blijft kijken het is de schatzaal. In deze speciale zaal worden alle gouden eieren verpakt. De gouden eieren zijn allemaal bedoeld voor speciale kinderen met bijzondere wensen. De paashaas inspecteert zo af en toe een eitje en knikt tevreden, “Dat ziet er allemaal prima uit hoor.”

Als de paashaas weer verder loopt over de gangen klinkt er ineens een luide bel en hij vouwt zijn lange oren naar beneden. “Wat… wat… wat in alle chocolade surprises is dat nu weer??” Verschrikt kijkt hij in het rond en ziet één van de inpakkers naar hem toe rennen. Enigszins buiten adem roept hij: “Paashaas, Paashaas, de koeling…kapot.. Stuk ..of zoiets.” De Paashaas kijkt hem aan en vraagt nog altijd met zijn oren naar beneden, “Hoe bedoel je kapot, stuk of zoiets?”

De inpakker die eindelijk iets op adem komt, vertelt verder: “Het maakte een raar ‘kling’ geluid en toen bromde het en toen werd alles warmer.”

De Paashaas laat zijn oren los en loopt zo snel als hij kan naar de kamer waar de koelinstallatie staat om met eigen ogen te zien hoe erg het is. Eenmaal in de kamer ziet hij hoe de technische staf druk in de weer is met sleutels en tangen. Overal worden moertjes en schroefjes vastgezet. “Het is een ramp, een grote ramp… de chocolade gaat smelten,” roept de Paashaas in paniek. “Los het op, ik moet de gouden eieren redden hoe dan ook” gilt hij verder.

Terug in de kamer met de gouden eieren ziet hij hoe iedereen druk is met het koelen van de gouden eieren. Ventilatoren draaien en zelfs handen die druk in de weer zijn met waaiers. Dan klinkt er weer een bel en weer moet de Paashaas de gang op rennen. “Wat nu weer?” schreeuwt hij. Dit keer legt hij een knoop in zijn oren en met grote passen arriveert hij weer in de kamer waar alles mis ging.

De technische medewerker stelt de Paashaas snel gerust en laat hem zien dat alles weer naar behoren werkt en het gebouw weer helemaal gekoeld wordt en de eieren dus veilig zijn.

De Paashaas ploft neer op een stoel haalt zijn oren uit de knoop laat zijn armen langs zijn lichaam vallen. “Alle paaseieren nog aan toe, ik zag Pasen al in het water vallen, in het water ? Wat zeg ik? In een grote plas chocolade.”

De avond voor Pasen brengt de Paashaas alles rond en hoort de jubelende en blije geluiden van de kinderen die een speciaal goud ei hebben gekregen. Ook de volwassene blijken erg in hun nopjes met de mooi ingepakte en versierde eieren.

’s Avonds als alles is rondgebracht gaat de Paashaas samen met al zijn medewerkers heerlijk genieten van lekkere thee met paaseitjes erbij. “Paashaas?” vraagt één van zijn medewerkers, “Wat zijn nu die speciale gouden eieren? Wat krijgen die kinderen?”

De Paashaas neemt een eitje in zijn mond en mompelt iets totaal onverstaanbaars. De medewerker spitst zijn oren om te horen wat de Paashaas zegt maar helaas kan hij het niet verstaan. Het geheim van het gouden ei zal dus altijd een geheim blijven.