Mijn vingers omklemd om de harde schaal, starend naar dat grijsachtige ding. Ik kijk om me heen en zie hoe al die dappere mensen mij voorgaan. Eén voor één glibberen ze weg.
Langzaam breng ik het naar mijn mond en trek bij voorbaat een vies gezicht. Ik weet immers wat er volgt: de geur, dan de smaak. Mijn hand zakt weer en ik haal nog een keer diep adem en zie de verwachtingsvolle blikken die op me gericht zijn.
Waarom wil ik dit? Waarom doe ik dit ook alweer? Kom op, stel je niet zo aan, waarom zou het vies zijn? Iedereen hier doet het. Opnieuw staat het water me letterlijk aan de lippen. Dan hoor ik vanachter me een “Slikken, kreng!” Leuk zo’n vriend en ik schiet in de lach.
Plotseling glipt het weg. Een ziltige smaak vermengd met wat citroen, het slijm glijdt door mijn keel. Bah, oesters.