Op mijn blote voeten achtervolgde ik jouw schaduw.
Het werd al schemerig. De nacht zou komen om mij te verdoven. Om mij te laten bevriezen, mijn ogen te misleiden.
Ik rende verder. De inmiddels natte grond deed pijn aan moet voeten. Ik voelde kleine kiezeltjes vast plakken aan de zolen van mijn voeten. Maar ik kon niet stoppen. Nu nog niet.
Ik moest en zou jou vinden.
Het was nooit mijn intentie geweest om jou verdrietig te maken. Jouw hart te breken.
Ik had jou verraden, jouw vertrouwen geschonden, maar ik kon niet zonder jou, wilde niet zonder jou.
Jouw gezicht was de enige die ik wilde herkennen. Jouw stem de enige die ik wilde horen.
Jouw aanwezigheid deed altijd meer met mij dan ik wilde toegeven en toch was ik de fout in gegaan.
Maar jij was alles.
Ik wilde jou. Gewoon jij & ik.