Quinn van vier jaar is dol op zijn katten Milo en Rocket. Hij heeft nooit een leven zonder katten gekend. Op een dag wil hij wel eens weten hoe het met de broodnodige aanwezigheid van katten in mijn leven is gesteld.
‘Oma, waarom heb jij geen katten?’ Ik antwoord voorzichtig dat ik geen katten heb omdat het niet leuk is voor katten om driehoog te wonen. Poezen moeten buiten kunnen spelen, net als kinderen. Ik hoop van harte dat hij mijn uitleg accepteert.
Maar dat vindt hij moeilijk. Een leven zonder katten is voor hem onbestaanbaar. Ooit moet er toch wel een kat in oma’s leven geweest zijn? Maar waar is die dan gebleven?
Hij denkt er een poosje over na. En dan weet hij waar mijn katten gebleven zijn! Voor alle zekerheid vraagt hij het toch even bij me na:
‘Heb je je katten dan in de vuilnisbak gegooid?’