Met een langzame tred en met zijn ogen halfgesloten loopt Pjotr de trap op naar zijn appartement, zijn hoofd bonkt van de ontmoeting met de vreemdeling. Hij steekt zijn sleutel in het slot van zijn voordeur en duwt met zijn hand om de rand de deur naar binnen open. Nog voor hij zijn voet over de drempel kan zetten zitten zijn vingers klem tussen deur en sponning.
Pjotr stoot een rauwe kreet uit en trekt met volle kracht zijn hand terug. De deur vliegt open waardoor hij achterovervalt en zijn elleboog hard tegen de leuning beukt. Een hand trekt hem naar voren de gang van zijn appartement in en een sissende stem gebiedt hem stil te zijn.
‘Geen tijd, snel! Waar kwam die sleutel vandaan!’ ‘Zeg! Nu!’ Pjotr’s ogen strijken stilzwijgend over het tafeltje achter de zwartharige man die zijn blik volgt en hem meetrekt de woonkamer in.