Een stel roodharige eekhoorntjes rennen als gekken achter elkaar door de tuin. Twee spitse oortjes en een pluimstaart duiken op uit de beukenhaag, terwijl er pijlsnel hoog in een boom een eksternest wordt onderzocht.

De groene natuur spat uiteen in goud, geel, bruin en rood. De diertjes beleven hun hoogseizoen en dan klinken het Allegro, Adagio molto en La Caccia.

Net zoals de eekhoorntjes vandaag nootjes verzamelen, vertaalde Antonio regel voor regel zijn sonnetten in noten.

In 1723 legde Vivaldi de laatste hand aan zijn inmiddels alom gekende ‘Le quattro stagioni’.

Pas tweehonderd jaar later vond men in een bibliotheeklade zijn cyclus van vier vioolconcerten.

De revival en triomftocht van zijn sublieme muziek heeft de componist zelf nooit meegemaakt. In 1741 overleed hij straatarm en vergeten in Wenen.