Hij wilde perfect voorbereid op de leesclub verschijnen.
‘Onder de vulkaan’ van Malcolm Lowry zouden ze bespreken. Dus zette hij iedere ochtend de wekker op 4.00 uur voor nog meer verdieping, uittreksels en aantekeningen.
Op zijn werk trok hij zich in alle pauzes discreet terug en zijn collega’s begonnen zich af te vragen wat hij steeds met een boek op toilet deed.
Tien koppen koffie per dag dronk hij, om nog alerter te zijn op ritme, stijlfiguren en intertekstualiteit. Ook dronk hij iedere dag een liter whisky om zich beter te kunnen inleven in de alcoholistische hoofdpersoon.
De dag voor de boekbespreking begaven zijn zenuwen het en werd hij afgevoerd door mannen in witte jassen. ‘Iemand gooide hem een dode hond na in het ravijn!’ riep hij alsmaar. Het was de laatste zin van het boek. Hij had hem tenminste nog uit kunnen lezen voordat hij definitief krankzinnig werd.