Hij zit op de voorste rij terwijl andere wetenschappers hartstochtelijk hun verhaal afsteken. Hij heeft zijn ogen dicht. Niet om zich te concentreren. Mandelbrot is moe, hij slaapt.
Enkele jaren daarvoor snuffelde ik in een net verschenen boek van hem. Veel begreep ik niet. Met een raadselachtig verlangen kocht ik het toch.
Zijn mathematische ideeën over repeterende structuren en gebroken dimensies raakten me en grijpen me nog steeds aan.
Als ik met mijn ogen dicht tevreden zit te suffen als een poes die in de vensterbank slapend van de zon geniet, zie ik projecties van oneindig diep herhalende composities van onweerswolken, bliksemschichten en romanesco broccoli. In- of uitgezoomd, alles is eender, een onbegrijpelijk fractaal bestaan.
Of het zin heeft is onbelangrijk. Als ik mijn ogen opendoe is namelijk alles mooi: van pietepeuterig tot immens groot, van helder tot vaag, van wakker tot slaap, van recursie tot mijn kat en ik.