Als studenten zaten wij op kot*.

‘s Maandags werd het kot volgestouwd met door ijverige moeders in het weekend vers gewassen ondergoed én vers gebakken wafels.

Deze laatsten werden soms vergeten. Als ze beenhard werden teruggevonden in de proviandkast, werd een wedstrijd georganiseerd.

Die bestond erin ze drie verdiepingen lager in de stadsvuilbak aan de overkant van de straat te keilen.

Nadat menig projectiel in brokken naast de vuilbak belandde, besloten wij het boeltje beneden op te ruimen. Maar, wie daagde dan plots op? Onze straatclochard die glunderend de wafels (zowel deze in als naast de vuilbak) gretig in zijn plastic graaizak deponeerde.

Verlegen en bij wijze van boetedoening namen wij ons voor hem bij de eerstvolgende gelegenheid een pak verse wafels aan te bieden.

Wij zagen van ons plan af toen wij merkten dat hij ook niet leeggegeten frietzakjes uit de vuilbak opviste, met of zonder saus.

— — — — —

* Vlaams voor: op kamers verblijven (inmiddels genoegzaam gekend door veel Nederlandse studentikoze inwijkelingen)