Tijdens de eerste bijeenkomst ging juf elke cursist enthousiast langs met de vraag wat hij of zij wilde schilderen. Het laatst was ik aan de beurt. Met een bijna gemene grijns op mijn gezicht zei ik dat ik een vis wilde naschilderen. Juf begreep mijn bedoeling niet meteen.

Op de markt kocht ik de grootste vis die er te krijgen was, een harder.

Week in, week uit nam ik het ingevroren dier mee, ontdeed het in het lokaal van krantenpapier, richtte er twee lampen op en penseelde geconcentreerd kop, schubben, staart en twee citroenen die ik er voor de compositie bij had gelegd.

Enkele jaren later werd de cursus herhaald. “Jullie mogen alles schilderen, maar niet zoals me eens is overkomen een echte vis.” Een schampere glimlachende reactie van een van de cursisten verfde een roze laag op haar wangen: “Die was van mijn partner.”