Ik reik naar de sterren. Naar de hemel misschien. Ik reik naar hen die ik nodig heb, zij die mij laten stralen. Maar ik reik ook naar de zon, de maan. Naar alles dat bijna onbereikbaar is. Alles wat ontastbaar is, maar zo aangenaam voelt. De stralen van de zon op mijn huid, warm en strelend. Het licht van de maan die ’s avonds mijn kamer verlicht. Zo ver weg, maar toch ook zo dichtbij. En ik reik naar jouw hart. Jouw hart dat zo koud is achtergelaten, vol met scheuren en littekens. Ik reik naar jouw hart heviger dan naar wat dan ook. Laat me er naar reiken. Laat mij jouw hart verwarmen, helen.
Laat mij naar jou reiken.