Met een verslagen blik staart ze naar de zojuist gekregen toets. Kruisjes, cijfertjes, alles waarvan ze tijdens de les al niets van snapte en wat nu nog ingewikkelder lijkt. Vluchtig dwalen haar ogen langs de vraagstukken, haar wenkbrauwen schieten omhoog en dalen weer.
Een diepe zucht “oké, we gaan dit maar gewoon doen” prevelt ze. Vraag 1 vraagt iets over een product? Haar chaotische massa bovenin draait overuren, dit weet ze wel. De inkt vliegt over het witte papier “een product is iets dat ik in de winkel koop.” Tevreden kijkt ze naar haar antwoord met een glimlach op haar gezicht.
Ook de tweede vraag lijkt toch vrij simpel, daar word een voorbeeld van worteltrekken gevraagd. Sneller dan bij vraag 1 belandt het antwoord op papier. Iets dat de tandarts doet.
Verder volgen er nog wat formules die als uitkomst een paarse krokodil krijgen.
Wiskunde? Ach een eitje eigenlijk !