De wind giert naar binnen wanneer hij, zeiknat van de striemende herfstregen, de deur van het donkere tuinhuisje openduwt.
Behoedzaam doet hij de deur achter zich dicht en beseft dat hij niet veel van opa weet. Hij herinnert hem als een gesloten, zwijgzame man die na het overlijden van zijn vrouw nooit was hertrouwd. Nu opa er niet meer is, is hij nieuwsgierig naar hem.
Op zijn hurken opent hij een vervallen koffer die verlaten in een hoek ligt. Voorzichtig haalt hij er een oude lamp, een door de tand des tijds aangetast kompas, een vochtig doosje Zwaluw-lucifers en enkele koffiedistributiebonnen uit de Tweede Wereldoorlog uit.
Onder een verteerd gasmasker ligt een foto. Het blijkt een vergeelde ansichtkaart te zijn die aan zijn opa is geadresseerd. De kriebelige boodschap leest hij wel drie keer voordat de betekenis enigszins tot hem doordringt: “Thanks, dad, for getting me out of the war!”