Hij was lid van drie sportverenigingen: een fitnessclub, een voetbalclub en een club voor hondengevechten.
Naar de fitnesswinkel, waar hij vier dagen per week in een sportieve blazer klanten te woord stond, reed hij in zijn BMW met sportvelgen.
Zijn medeweggebruikers schrokken zich regelmatig het apelazarus van zijn sportieve rijstijl.
‘s Avonds zapte hij, onder het genot van vele sportrepen, van het ene naar het andere sportkanaal, om maar niets te hoeven missen: baseball, boksen, voetbal, gewichtheffen, schaatsen, noem maar op.
Zijn wereld stortte ineen toen hij op een zondagmiddag, rechtsback was hij, op het voetbalveld een rode kaart kreeg wegens onsportief gedrag. Hij voelde zich als een kegel die finaal omver werd geworpen.
Die enorme klap kwam hij dan ook nooit meer te boven.
Zijn laatste jaren sleet hij grotendeels in het bingozaaltje van het buurtcentrum, waar hij weleens een pot augurken won.