truste


Uitdaging
UTR-0003


Op bezoek (verhaal voor het kleine volkje)

Trilili zegt op een goede morgen: “Ik ga maar eens naar Tralala.”

En zo vertrekt Trilili naar Tralala.

Maar wie ziet Trilili daar op straat?

Als dat Trololo niet is?

“Hey Trololo”, roept Trilili.

“Dag Trilili”, zegt Trololo.

“Waar ga je naar toe ?” vraagt Trilili.

“Ik? ik ga naar Tralala”.

“Nu dat is toevallig”, zegt Trilili

“Ik ga ook net naar Tralala, zullen we samen gaan, dan?”

“Mij best”, zegt Trololo.

 

Even later bellen ze aan bij Tralala.

Die doet  open en roept verbaasd :” Wie we daar hebben, mijn beste vriendjes Trilili en Trololo! Kom binnen. Ik zet meteen een kopje thee.”

“Dat is leuk”, zegt Trilili.

“Vind ik ook”,  knikt Trololo.

Ze horen al snel hoe de waterketel in de keuken fluit en even later zitten ze blij en vrolijk samen met een zelfgebakken koekje en een kopje thee in het huisje van Tralala.

 

“Weten jullie het al?”  vraagt Tralala.

“Wat dan?” zeggen Trilili en Trololo in koor.

“Van Trululu”, zegt Tralala.

“Neen!” schrikken Trilili en Trololo.

“Hij is gisteren van zijn fiets gevallen en ligt nu in het ziekenhuis” ,  zegt Tralala: “hij heeft vast veel pijn. “

“Wat erg. Zullen wij hem een bezoekje brengen?” stelt Trilili voor.

Dat vinden Trololo en Tralala een uitstekend idee en even later stapt het drietal op de bus naar het grote ziekenhuis waar Trululu in zijn bedje ligt. Ze hebben de overgebleven koekjes in een doosje gestopt met een mooi papiertje en lintje eromheen. Dat is een cadeautje voor Trululu.

 

Langs een enorme draaideur gaan ze het ziekenhuis binnen.  Dat vinden ze best leuk zo ’n deur die draait. Het lijkt wel een kermismolen. Maar hier mag niet gespeeld worden.  Dat weten ze wel. Ze weten ook dat je geen lawaai mag maken, dus praten ze zachtjes.  Het hospitaal heeft vele gangen en wel duizend kamers. Ze kijken hun ogen uit. Hoe moeten ze nu de kamer van Trululu vinden?

 

Daar zien ze een bord met het woord ‘receptie’. Onder het bord zit een lieve dame die hen vraagt wie ze zijn en wat ze zoeken.

“Ik ben Trilili”, zegt Trilili.

“En ik ben Tralala”, zegt Tralala.

“Mijn naam is Trololo” lacht Trololo.

De receptioniste lacht ook en zegt: “wat een schattige namen.”

“Jullie komen vast op bezoek bij Trululu”, vervolgt zij.

 

“Hoe weet u dat zo, mevrouw?” vraagt Trololo verbaasd.

“Wij hebben maar één Trululu in dit ziekenhuis en ik dacht: met  zo ‘n namen kan het haast niet anders dan dat jullie naar hem op zoek zijn.”

“Dat klopt”, anwoordt Trololo.

“Trululu ligt op kamer 321. Jullie nemen ginds de lift naar de derde verdieping en dan gaan jullie naar rechts. De kamer ligt aan de linkerkant van de gang.”

 

Ze zoeven met de lift naar boven en kunnen zich haast niet inhouden om naar de kamer van Trululu te snellen. Maar ze weten dat je in een ziekenhuis niet mag rennen.

Net voor de deur van de kamer stormen ze met zijn drieën naar binnen.

Trululu ligt in een groot bed en zijn rechterbeen is  ingepakt en hangt met een ketting omhoog aan een haak.

Naast hem staat een verpleger die zegt: “Ho,ho,  kalmpjes aan, straks breken jullie ook nog je botten!”

Trululu kan zijn blijdschap niet op.  Zijn vriendjes hebben aan hem gedacht en zelfs een cadeautje meegenomen.  Dan moet Trululu vertellen wat er allemaal is gebeurd.  De drie vrienden luisteren met ingehouden adem naar zijn verhaal.

De verpleger in witte jas daarentegen, die muist er stilletjes van onder.  Hij heeft dat verhaal al meer dan eens moeten aanhoren.

over deze inzending

Titel: Op bezoek (verhaal voor het kleine volkje)
Auteur: Gi
Aantal woorden: 598
Gepubliceerd op: 28 aug 2019
Keuze van de redactie





Reacties

- Hans Stavleu op 28 aug 2019
Ik heb het aan mezelf voorgelezen. Briljant!