truste
Uitdaging
UTR-0009
Op stap met Zibo, de Zebra
Weet jij wat een zebra is?
Het is een wit paard met zwarte strepen. Of is het een zwart paard met witte strepen?
Ach, wat maakt het uit.
Zibo stapt vrolijk hinnikend voorbij de eendenvijver. Hij gaat de wereld verkennen.
Vele dieren verstaan mensen als ze praten. Een hond weet wat hij doen moet als je hem een pootje vraagt.
Een paard die een kar trekt verstaat wanneer hij moet stoppen.
Maar mensen weten niet precies wat de koe bedoelt als ze loeit.
Als een kat miauwt denk je dat ze eten wil maar wat heeft ze precies gevraagd?
Misschien wil ze een stukje van jouw lekkere wafel die je aan het eten bent?
In een weide ziet Zibo een koe. Hij stapt er naar toe en zegt: ‘Dag beest.’
De koe kijkt op en antwoordt: ‘Ook een goeiedag.’
‘Wat ben jij en hoe heet jij?’ vraagt Zibo.
‘Ik ben een koe en mijn naam is Bella,’ zegt Bella.
‘Ben jij een nuttig dier?’ vraagt Zibo.
‘Vast en zeker,’ knikt Bella: ‘ik geef melk aan mijn kalfjes en aan de kinderen, maar hoe heet jij?”
‘Ik ben Zibo, zeg Bella geef jij je melk ook aan de grote mensen?’
‘Ja, hoor, er zijn miljoenen koeien over heel de wereld en die geven per dag tientallen miljoenen liters melk aan alle mensen en dieren.’
‘Dat is super, dag Bella,’ zegt Zibo en stapt verder.
Daar ziet hij hoe uit een bloem een diertje kruipt. Het heeft vleugels en een geel achterlijfje waarop zwarte streepjes staan, net als bij hem.
‘Hoi,’ zegt Zibo die zijn neus vlakbij de bloem brengt.
‘Zoem zoem,’ antwoordt het diertje.
‘Wat ben jij en hoe heet jij?’ vraagt Zibo.
‘Ik ben een bij en heet Angèle en wie ben jij dan wel?’ vraagt Angèle.
‘Ik ben Zibo, de Zebra, maar ben jij wel een dier?’ vraagt Zibo.
Het bijtje springt op de neus van Zibo en zegt: ‘Natuurlijk ben ik een dier maar ze noemen mij een insect.’
‘Zo, dat is straf,’ zegt Zibo: ‘en wat doe jij zoal en hoe kom je aan die mooie naam?’
‘Ze hebben mij Angèle genoemd omdat bijen een angel hebben. Daarmee kunnen wij steken als iemand ons pijn wil doen. Maar als men ons rustig laat werken gebruiken wij hem nooit. Dat is anders bij wespen. Die zijn gevaarlijk en prikken veel. Een wespensteek doet best pijn.’
‘Dat is goed om weten maar welk werk doe je dan, Angèle?’ vraagt Zibo.
‘Wij maken honing . Dat is heel gezond om te eten voor klein en groot,’ zegt de bij en zoemt weg.
Honing dat ken ik niet, denkt Zibo, maar dat ga ik vast eens proeven, zeker als het zo gezond is.
Even verder ontmoet Zibo een schaap. ‘Dag beest,’ zegt Zibo.
‘Bèèèh, halo,’ zegt het schaap.
En wat denk jij dat Zibo vraagt?
‘Wat ben jij en hoe heet jij?’ natuurlijk.
‘Ik ben een schaap en heet Krul,’ antwoordt het dier.
‘Mooie naam,’ zegt Zibo: ‘zeg ben jij een nuttig dier?’
‘Natuurlijk, ik geef wol aan de mensen die er lekker warme truien van breien,’ antwoordt Krul.
‘Dat is fijn, maar niets voor mij,’ zegt Zibo: ‘ik vind een trui véél te warm.’
‘Heb jij het dan niet koud zo?’ vraagt Krul.
‘Waarom zou ik?’ vraagt Zibo.
‘Zo in jouw streepjespyjama?’ lacht Krul.
Zibo denkt even diep na en hinnikt: ‘Natuurlijk, Krul, dat heb jij goed gezien, jij dikke krullenbol.’
Als beide dieren bekomen zijn van het schaterlachen keert Zibo tevreden naar huis en bedenkt wat een heerlijke dag dit was.