uitdaging-brief
Uitdaging
UBR-0016
Storm
Beste jij,
Ik kan me de dag niet heugen dat jij gelukkig was.
Jouw ogen vol hoop, blijdschap. Zonder zorgen.
Ik zou graag jouw zorgen weg willen nemen, maar ik weet dat ik dat niet kan.
Het leven was harder dan dat jij aan kon.
Een storm, een windvlaag die alles op zijn pad verwoesten.
Ondanks alle pogingen die jij deed om te blijven staan werd jij toch omver geblazen, hard en genadeloos.
Overeind komen was in eerste instantie geen optie.
Na een tijd deed jij dat toch.
Met een verharde blik begroette jij opnieuw het leven, maar het voelde niet meer zoals toen.
Zacht was niet meer zacht. Mooi was niet meer mooi. Veilig was niet meer vertrouwd.
Jouw lichaam liever onaangeraakt dan gestreeld.
Jouw hand liever koud dan verstrengeld.
Ik zie hoe jij de dagen laat verstrijken. Langzaam, kil.
Alsof je wacht. Wacht op een nieuw begin. Nogmaals opnieuw beginnen.
Alsof jij wacht tot de pijn eindelijk stopt, voorgoed weg zal gaan.
Knokken kan je niet meer, zeg je. Maar toch weet ik dat jij dat kan.
Soms staar je naar het water uit de kraan. Druppels die langzaam naar beneden glijden.
Alsof jij je alleen nog maar in je hoofd bevind, ver weg in jouw gedachten.
Niet meer bezig met de realiteit.
Ik weet dat jij het wil. Ik weet dat jij het kan.
Maar jij bent niet meer jij.
Jij bent niet meer ik.
Ik ben niet meer jij.
Liefs,
Ik, jij.
Kermis
Dag René,
Het is kermis in ons dorp en toen dacht ik weer aan ons.
Weet je nog dat wij onder de leiders van de jeugdbeweging ooit besloten om op de avond van de dorpskermis eindelijk eens samen op stap te gaan?
De anderen lieten op zich wachten en wij beiden stapten café ‘The Club’ binnen. Eerst wou jij niet want ook al was je er nog nooit geweest, jij wist dat er luchtig geklede animeermeisjes waren. Die zouden vriendelijk doen en proberen om op onze kosten voor zichzelf geen water uit de kraan, maar het duurste drankje van de zaak te versieren.
Ze waren mij ook enigszins bekend, want op zondagen reed ik op mijn fiets door het dorp in uniform en dus in korte broek. Ik kwam dan steeds voorbij deze zaak waar die meiden mij vanuit het deurgat meermaals hadden nagefloten.
Jij was wel vijf jaar ouder dan ik maar van het schuwe type.
Net voorbij de ingangsdeur gingen wij aan de toog staan en bestelden snel twee biertjes. Toen die, ja hoor, gebracht werden door een poeslieve dame met de vraag of wij ons kwamen vermaken, dook jij in elkaar en stamelde ik dat wij snel weer verder moesten.
Oef, weer buiten, liepen wij in de armen van onze makkers die naar ons opkeken omdat wij die beruchte club hadden bezocht.
Wij voelden ons apetrots maar stelden meteen een ander soort café voor, ook met dames maar die eerder op onze grootmoeders leken.
Het bier smaakte er naar het goedkope afwasmiddel waarmee ze de glazen spoelden.
Wij zijn toen uit die zaak gerend en naar de kermis getrokken waar wij ons goed geamuseerd hebben.
Wat waren dat heerlijke tijden, René.