truste
Uitdaging
UTR-0024
Merel en mus
“Zeg mus” zei de merel terwijl hij zijn kopje minachtend een beetje scheef hield. “Zou je niet iets groter willen zijn, met een grotere spanwijdte van je vleugels zodat je verder kan vliegen ? Hij spreidde zijn vleugels maximaal om op te scheppen. “groter zijn zodat mensen je kunnen bewonderen als je voorbij vliegt”. ”
De mus keek naar de merel zonder iets te zeggen , pikte daarna nog even een regenwormpje uit de bodem . Een zachte tjilp voorspelde dat hij eindelijk antwoord ging geven.
“Nou merel, om eerlijk te zijn, “Nee.” Zijn kleine snaveltje pikte wederom in de bodem om er een sappig regenwormpje uit te pikken. “Want weet je”, vervolgde hij zijn antwoord, “Ik mag dan wel een klein musje zijn en niet net als jij een grote spanwijdte hebben, maar … ”
De merel luisterde aandachtig nog altijd van mening dat groter zijn toch echt zijn voordelen had.
De kleine mus sprak rustig verder, “Klein zijn betekent niet dat je niets kan, ik kan bijvoorbeeld met mijn snavel in mini-gaatjes komen in de bodem.” Het leek of hij even moest lachen omdat hij al drie regenwormen op die manier had gegeten en de merel nog niet eentje.
“Tjilp, ook kan ik makkelijk tussen alle struiken vliegen en bomen zonder te blijven hangen aan takken.” De merel knikte en vond dat de mus daar wel een punt had. De mus legde de merel uit hoe het nog veel meer voordelen had om klein te zijn, “Tjilp, zo val je ook niet altijd op waardoor je veiliger bent.” Ook vond hij dat je grootst kon zijn ook al ben je klein maar vooral heel slim.
Na een poosje knikte de merel beleefd naar de mus, toch best wel onder de indruk over wat de mus hem had verteld. De merel vloog weg en zuchtte even: “Nu wil ik ook klein zijn, klein is best fijn.”