Het is bijna kindercarnaval. Onze buurtvereniging heeft een feest georganiseerd: overdag spelletjes voor de kinderen en ’s avonds een borrel voor de ouders. De kinderen mogen verkleed komen en wie het mooist verkleed is, wint een prijsje. Mijn oudste zoon Stefan weet precies hoe hij verkleed wil zijn: als spook! Dat is makkelijk: een oud laken, twee gaten erin als ogen, klaar! Mijn jongste, Rutger, wil niet verkleed gaan. Ik vraag hem steeds of hij echt niet verkleed wil gaan. Het antwoord is en blijft ‘nee’. Ook goed, als hij maar plezier heeft.
Het is carnaval en samen met mijn spook en mijn jongste ga ik naar het feestterrein. Veel feestgangers vragen Rutger waarom hij niet verkleed is. Na de zoveelste keer is hij dat zat. ‘Ik ben wél verkleed!’ antwoordt hij met klem, ‘Ik ben verkleed als jongetje dat niet verkleed wil zijn.’
Van mij krijgt hij de verkleedprijs.