Woesj woesj. “Links, rechts, links, boom, auw!” Wouter valt met een doffe klap op de grond. Gelukkig is hij op de bladeren geland. Even schud hij zijn hoofd, strekt armen en benen en kijkt dan wat verdwaasd naar zijn bezem die aan een overhangende tak bungelt. “Zucht, ik krijg dit nooit onder de knie.”

Wouter springt op en grijpt naar de bezemsteel en trekt hem van de tak af. “En jij helpt ook niet echt mee hè?Je lijkt wel een dwars, ongetemd paard soms.” De bezemsteel houd zich stil, ja natuurlijk het is een bezem en bezems praten niet.

Thuis gekomen staat Wouter zijn vrouw hem al op te wachten, haar eigen bezem in één hand en haar andere hand in haar zij. Haar ogen , nou die voorspellen niet veel goeds. “Jemig, Wouter je zou een uur geleden al terug zijn, je weet dat ik nog naar Nicola moet om groenten te halen voor het eten.” Nog voor Wouter iets kon zeggen ratelde zijn vrouw door: “Je gaat maar alvast de aardappels doen dan zijn die tenminste klaar.” Ze springt op haar bezem en als een volleerde bezem-chauffeuse vliegt ze behendig tussen de bomen door weg.

Wouter staart naar zijn bezem en zet hem in een hoek. “Stom ding,” mompelt hij.

Terwijl hij de geschilde aardappels in de grote zwarte pot doet hoort hij achter zich “Psst… hallo pssst…” Als hij omkijkt ziet hijop de tafel een piepklein mannetje staan met een blauw jasje en geel hoedje. Hij zwaait hevig met zijn armen. Wouter bukt, zijn gezicht heel dicht bij het mannetje, “Ben jij… ben jij een kabouter?”

Het mannetje klimt op Wouter zijn schouder zijn mond dicht bij zijn oor. “Ja dat ben ik en ik kan jou leren vliegen op die bezem.” Wouter schatert zo hard dat de kabouter bijna valt “Jij? Maar je bent super klein.” De kabouter kruist zijn armpjes voor zich, “Ja en?! Toch kan ik jou leren vliegen met een bezem.”

Nieuwsgierig geworden gaat Wouter aan tafel zitten en plaatst het kleine mannetje voorzichtig voor hem op tafel. “Ok, vertel maar hoe.” De kabouter haalt een klein flesje uit zijn zak, er zit een soort van glimmende vloeistof in.” Als je dit over je bezem strooit dan doet die precies wat jij wil.” Wouter pakt het flesje heel voorzichtig vast. Hij kijkt er wat ongelovig naar. “Dit? En dat is alles?”

De kabouter knikt “Ga het maar proberen.”

Wouter loopt naar zijn bezem die buiten staat en strooit voorzichtig het goedje er overheen. De bezem trilt, schudt en lijkt zelfs te piepen. “Stap maar op,” zegt de kabouter. Voorzichtig stapt Wouter op zijn bezem en woesjjjjjj de bezem schiet rakelings langs een boom en dan nog één en nog een keer. “hooo stoppp heyyy!” gilt Wouter en warempel de bezem stopt. “Opnieuw,” zegt de kabouter. Wouter twijfelt, haalt even diep adem “ok bezem, luister, we gaan heel rustig omhoog maar niet te hoog en zeker niet zo snel.” De bezem beweegt, langzaam iets hoger, heel langzaam en Wouter vliegt eindelijk zoals hij dat altijd wilde.

Vol trots en ongeloof vliegt Wouter net zo goed als zijn vrouw die best onder de indruk is als ze hem voor het eerst zo beheerst ziet vliegen. “Oh Wouter, eindelijk ben je mijn stoere heksenman” En de bezem? De bezem heeft iedere avond een onderonsje met de kabouter en laat zich heerlijk masseren met die magische glimmende vloeistof. En de bomen in het bos zijn dolgelukkig dat ze niet meer geraakt worden door Wouter zijn bezem.