In de Klaasperiode duiken overal ‘helpers’ op van de echte Sint, soms prachtig uitgedost, soms met het tafelkleed van de salontafel op de rug waarop de afdruk van de asbak te zien is (remember Toon Hermans).
Kleine Toon is naar één van de tronen van de Sint getrokken. Thuis gekomen toont hij papa fier de puntzak met snoep die hij gekregen heeft en zegt: “Papa, ik weet een geheim.”
“Zo, laat horen”, zegt papa.
“Ken jij de voornaam van Sinterklaas?”
Verbijsterd schudt Papa langzaam het hoofd van links naar rechts.
“De voornaam van Sinterklaas is Oscar!” jubelt de kleine.
“Hoe weet jij dat zo zeker”, vraagt papa verbijsterd.
“Toen ik bij hem op schoot zat, ging er een gordijntje opzij achter de troon en fluisterde een dame: ‘Oscar, wil je een sjat(*) koffie?’, en de Sint antwoordde: ‘Ja, graag Julia.’”
* sjat is een leuk Vlaams woord voor kopje.