Verlegen kijkt ze hem aan wanneer hij glimlachend in de stoel schuin tegenover haar plaats neemt. ‘Wat een leuke krullenbol’, denkt ze en zegt snel ‘Hallo.’
Haar vingertoppen glijden zenuwachtig over haar nepleren tasje dat op haar schoot ligt. Terwijl ze naar buiten probeert te kijken spiegelt de ruit een romantisch tafereel haar jonge brein in: samen door de stad fietsen en iets gaan drinken.
‘Veel tijd heb ik niet,’ raast het door haar hoofd.
‘Ik moet bij het volgende station uitstappen, ons mam heeft worstenbroodjes gemaakt,’ zegt ze in een klungelige poging een gesprek aan te knopen.
‘WhatsApp!’ denkt ze. ‘Mag ik je …’
‘Je woont hier? Jammer. Maar je weet wat het goede van Helmond is?’
‘Nou?’, reageert ze geïnteresseerd en buigt een beetje zijn kant op.
‘Het enige goede aan Helmond is de trein naar Eindhoven. En je wil nog wat vragen?’
Ze staat op. ‘Laat maar.’