Ik vroeg nooit echt om veel. Denk ik.
Jij zei dat ik wel heel vaak zeurde over stomme, onzinnige dingen. Ik vond van niet.
Wat ik jou vroeg was echt niet zo raar of iets ontzettend groots. Ik had gewoon één simpele wens.
Een wens die jij maar niet wilde vervullen.
Ik voelde me genegeerd, in de steek gelaten, onbegrepen.
Als jij van mij hield dan snapte je het toch wel?
Na een paar weken vol stilte, nietszeggende blikken en geen aanrakingen, kwam jij ons huis binnen.
Schuldbewust keek jij mij aan. ‘Sorry’ zei jij zacht, met je armen verstopt achter je rug.
Ik haalde mijn schouders op en zuchtte. ‘Het is oke’
‘Nee.’ zei jij en je haalde jouw armen tevoorschijn.
In jouw handen had jij een prachtige bos bloemen.
Ik keek jou aan en voelde de warmte mijn lichaam binnen kruipen. Een tinteling in mijn onderbuik. Eindelijk had jij ze voor me gehaald. ‘zijn die voor mij’ vroeg ik, wetend wat het antwoord zou zijn.
‘Ja.’